19 juli 1997, 18:35. Ik doe opnieuw mijn vuile kleren aan om snel snel nog de laatste betonnen fundamenten te storten voor ons houten terras. In de verte zie ik onweer komen. Merde. Snel nog een tandje bijsteken en gauw de betonmolen opnieuw vullen. Dju, het mengsel blijft achteraan plakken. Ik steek mijn arm in het draaiende onding om het trachten los te werken. Mijn rechterarm wordt – door mijn hemdsmouw - gegrepen door een van de mengarmen, en zoals een kippenboutje draait mijn onderarm twee keer via mijn elleboog rond mijn bovenarm voordat ik met mijn linkerhand de betonmolen kan uitschakelen. Ik blijf kalm ende rustig, en vraag aan onze oudste dochter, toen bijna 3 jaar, om moeke te gaan halen. Mieke brengt mij naar Gasthuisberg. Na de operatie vraagt de onvolprezen chirurg haar of ik een pianist ben, want mijn rechterarm gebruiken zit er misschien niet meer in…
Ik hoor die opmerking dat ik mijn arm nog maar moeilijk zal kunnen gebruiken pas later, en beslis na 5 maand ziekteverlof en 4 operaties dat dit niet het geval zal zijn. Met liefde en respect voor mezelf beloof ik aan mezelf dat ik wél mijn beperking zal overstijgen. Ik schrijf me in voor de fitness, krijg zwemles (want zwemmen kon ik nog niet 😉) in ruil voor statistische hulp van een sportkotter, werk aan mijn moraal, dit alles met de nodige mildheid voor mezelf.
Hier komt het begrip ‘zingeving’ bovendrijven. Niet zingeving zoals wij het in het Nederlands interpreteren als ‘zin geven aan je leven door je missie te volgen’. Wel sensemaking zoals Karl Weick dat geconceptualiseerd heeft: zin aan het verleden geven door hierin verklaring te vinden van hoe ik nu in het leven sta. Om het met de woorden van Kierkegaard te zeggen:
Het leven wordt achterwaarts begrepen en voorwaarts geleefd.
Waaruit bestaat sensemaking dan in mijn betonmolen verhaal?
Achteraf beschouwd (en dit is subjectief natuurlijk) interpreteer ik deze gebeurtenis als mijn eerste stap in zelfzorg. Of toch weer niet. Misschien was de eerste stap in zelfzorg wel toen ik (na een heftig pestverleden tijdens mijn schooltijd) naar Leuven kwam en me voornam met een schone lei te beginnen. Of was het toen ik in 2011 voor de eerste maal les gaf over zelfzorg? Of was het toen ik in 1990 Mieke leerde kennen en zij mij liet voelen dat ik de moeite waard was maar voor mijn lichaam moest zorgen? Of was het toen ik, telkens ik besefte met toxische leiders te maken te hebben, besloot om mijn schup af te kuisen? Was het toen mijn sabbat begon? Was het toen ik met mijn (doctoraats)onderzoek rond leiderschap voor duurzaamheid aanvatte en ik daar (ook) tot de vaststelling kwam dat zelfzorg wezenlijk is? Of toen ik me in een ziekenhuis liet opnemen voor een zorgethisch experiment?
Om het met de woorden van een van mijn geïnterviewden voor mijn onderzoek te zeggen:
Wanneer begint een tsunami? Een tsunami zit zich al heel lang voor te bereiden alvorens zich dat veruitwendigd. Hoe lang is dat proces dus al bezig voor het concreet wordt?
Wanneer is mijn fascinatie voor zelfzorg dus écht begonnen? Mensen geven zin aan hun leven door achteraf interpretatie te geven aan ‘objectieve’ feiten die zich in hun leven hebben voorgedaan, en dit al naargelang de zaken waarmee ze geconfronteerd worden [1].
Confrontaties, en de bijbehorende emoties, zijn een trigger voor het starten van een sensemaking proces [1], [2]. Sensemaking begint met de simpele vraag of men de status quo kan blijven handhaven nadat men met iets geconfronteerd is [3].
Mensen kijken voortdurend naar het verleden om op die manier het heden te kunnen begrijpen [1] . Zo geven ze betekenis aan hun persoonlijke geschiedenis [4]. Mensen zoeken naar een plausibele verklaring van wat hen overkomt, en zo leggen ze ook impliciet vast hoe ze gaan reageren: ze willen dat acties in het verlengde van hun verleden liggen [1]. Mensen 'doen' dingen omwille van wie ze 'zijn', en door deze dingen te doen leggen ze hun identiteit verder vast en bevestigen ze die identiteit voor zichzelf [3].
Dit maakt dat we als mensen voortdurend uitzoeken wie we zijn en wie we willen zijn [5]. Om dit proces aan te gaan, construeert men een verhaal dat elementen uit het verleden bevat die het mogelijk maken om acties in de toekomst te rechtvaardigen [1]. Dit verhaal kan gebruikt worden als toetssteen en hulpmiddel bij het nemen van (ethische) beslissingen, en dit door te kijken naar hoe men in het verleden reageerde [6]. Hoe men tot besluitvorming komt vloeit voort uit iemands levenservaringen [7], waarvan de basis al in de kindertijd blijkt gelegd te zijn [6].
Sensemaking heeft zeven onderling verbonden eigenschappen die mensen helpen grip op de wereld te krijgen en een voor zichzelf verklaarbare manier van reageren te vinden [1]. Ik schuif deze 7 principes graag onder mijn (betonmolen)verhaal.
Sociaal. De manier waarop men de wereld interpreteert wordt geleidelijk aan opgebouwd en wordt gevoed door verschillende settings zoals het persoonlijke en professionele leven, het onderwijs, … [8]. Verschillende verhaallijnen vanuit verschillende domeinen wijzen dezelfde richting aan en versterken elkaar.
Retrospectief. Als we naar de huidige situatie kijken, heeft die alleen zin als deze congruent wordt gemaakt met eerdere gebeurtenissen, dan worden de gebeurtenissen gekleurd, zodanig geïnterpreteerd dat het helpt om met het huidige moment om te gaan [1]: Achteraf beschouwd kan ik eigenlijk zeggen dat ik altijd al met zelfzorg bezig ben geweest.
Geselecteerde aanwijzingen. In de enorme hoeveelheid gegevens worden relevante aanwijzingen uitgefilterd om de huidige situatie te begrijpen [9]. Zodra mensen zich realiseren dat ze in staat zijn om actie te ondernemen, zoeken ze steeds meer aanwijzingen die in die lijn ligen [10]. Wie (op den duur) alleen maar een hamer kent, ziet overal spijkers. Gaandeweg ben ik meer en meer mij gaan focussen op zelfzorg, de andere zaken in mijn leven doen er niet toe in dit verhaal, in deze blog….
Aannemelijkheid. Een plausibel verhaal over het verleden en het vormgeven van de toekomst is noodzakelijk om actie te initiëren. Het verhaal hoeft niet exact te zijn, maar aannemelijk en objectief genoeg om tot actie over te kunnen gaan [1]: Telkens als ik aan Mieke mijn verhaal van de betonmolen doe, zegt ze me (al dan niet terecht) dat de chirurg het toch anders heeft geformuleerd. Voor mij doet dit niet ter zake: het is mijn weergave van de feiten, is niet gelogen, en het heeft me aangezet tot actie.
Handelen. Mensen geven interpretaties aan gebeurtenissen en handelen ernaar alsof deze interpretaties waar zijn, waardoor onzekerheid met betekenis wordt verwisseld [11]. Mensen ondernemen acties zodat de manier waarop ze de wereld kaderen werkelijkheid wordt [1]. Fitness, zwemmen, … Als dat geen handelen is? Het is door dit handelen dat ik nu sta waar ik sta en dit ook letterlijk kan uitschrijven dankzij twee werkbare armen.
Continuïteit. Sensemaking is het ondernemen van actie door middel van een kompas in plaats van een kaart, waarbij voortdurend wordt gedetecteerd wat er gaande is en waarop ingespeeld wordt [12], op zoek naar vergelijkbare tekens die het sensemakingsproces versterken [2]. Voordat men in actie komt, moet men het moment waarop men in iets nieuws wordt gegooid ten volle beleven [13] om beter aan te voelen wat er aan de hand is [12] om betere acties te verkrijgen [13]. Telkens als er iets gebeurt dat van veraf of dichtbij met dit thema te maken heeft, dan voel ik dat ik op het juiste pad zit, en leer ik weer bij. Het is een never-ending story.
Identiteitsgebonden. Wanneer dingen gebeuren - en wanneer het handhaven van de status quo onhoudbaar lijkt [8] - passen mensen ofwel de manier waarop ze de wereld kaderen aan, ofwel handelen ze om hun overtuigingen niet te veranderen [1]. Wat er ook gebeurt, mensen vragen zich af 'wie wil ik zijn', en als gebeurtenissen het zelfbeeld bedreigen, kunnen mensen zelfs hun identiteit veranderen [1]. De gebeurtenis met de betonmolen heeft écht wel gemaakt wie ik ben en waar ik wil voor staan: veerkracht & zelfzorg.
Dit alles verklaart waarom ik mijn ware zelf wel moet volgen [14], indien ik dit niet zou doen, dan zou ik met mezelf niet meer door dezelfde deur kunnen [15]
Ik heb door de jaren heen zicht gekregen op mijn verhaal en het mij eigen gemaakt, iets wat een wezenlijk aspect is voor zelfzorg: uitvlooien waar je voor staat en construeren waar dat vandaan komt.
Mijn arm, die is ondertussen behoorlijk goed in orde: ik kan doen wat ik te doen heb. Mijn elleboog, die hangt misschien met haken en ogen aan elkaar, Franky daarentegen…..
Referenties
[1] K. E. Weick, Sensemaking in Organizations. Thousand Oaks, CA: Sage Publications, 1995.
[2] S. Salvatore and M. F. Freda, “Affect, unconscious and sensemaking. A psychodynamic, semiotic and dialogic model,” New Ideas Psychol., vol. 29, no. 2, pp. 119–135, Aug. 2011.
[3] B. Shamir, R. J. House, and M. B. Arthur, “The motivational effects of charismatic leadership: A self-concept based theory,” Organ. Sci., vol. 4, no. 4, pp. 577–594, 1993.
[4] K. E. Weick, K. M. Sutcliffe, and D. Obstfeld, “Organization Science and the Process of Sensemaking,” Organ. Sci., vol. 16, no. 4, pp. 409–421, 2005.
[5] M. P. Cunha, N. Guimarães-Costa, A. Rego, and S. R. Clegg, “Leading and Following (Un)ethically in Limen,” J. Bus. Ethics, vol. 97, no. 2, pp. 189–206, Jun. 2010.
[6] L. K. Treviño and K. A. Nelson, Managing Business Ethics: Straight Talk About How To Do It Right, 5th ed. Hoboken NJ: Wiley, 2011.
[7] W. H. Hegarty and H. P. J. Sims, “Some Determinants of Unethical Decision Behavior: An Experiment,” J. Appl. Psychol., vol. 63, no. 4, pp. 451–457, 1978.
[8] K. E. Weick, K. M. Sutcliffe, and D. Obstfeld, “Organization and the Process of Sensemaking,” Organization, vol. 16, no. 4, pp. 409–421, 2005.
[9] R. L. Daft and K. E. Weick, “Toward a Model of Organizations as Interpretation Systems,” Acad. Manag. Rev., vol. 9, no. 2, p. 284, Apr. 1984.
[10] K. E. Weick, “Faith, Evidence, and Action: Better Guesses in an Unknowable World,” Organ. Stud., vol. 27, no. 11, pp. 1723–1736, Nov. 2006.
[11] K. E. Weick, “Enacting an Environment: The Infrastructure of Organizing,” in Point/Counterpoing: Central Debates in Organisation Theory, R. Westwood and S. Clegg, Eds. London: Blackwell, 2003, pp. 184–194.
[12] K. E. Weick, “Leadership as the Legitimation of Doubt,” in The Future of Leadership: Today’s Top Thinkers on Leadership Speak to the Next Generation, W. Bennis, G. M. Spreitzer, and T. G. Cummings, Eds. San Francisco: Jossey-Bass, 2001, pp. 91–102.
[13] K. E. Weick and T. Putnam, “Organizing for Mindfulness: Eastern Wisdom and Western Knowledge,” J. Manag. Inq., vol. 15, no. 3, pp. 275–287, Sep. 2006.
[14] A. Blasi, “Emotions and Moral Motivation,” J. Theory Soc. Behav., vol. 29, no. 1, pp. 1–19, Mar. 1999.
[15] D. E. Warren and K. Smith-Crowe, “Deciding what’s right: The role of external sanctions and embarrassment in shaping moral judgments in the workplace,” Res. Organ. Behav., vol. 28, pp. 81–105, Jan. 2008.
Comments